De geschiedenis van Schellinkhout, periode 1801 - 1825.

De tijdlijn van Schellinkhout van 1801 tot en met 1825.

1801
Pieter Sweed wordt aangesteld tot watermolenaar op de hoge watermolen.

21 september:
Hoefsmederij in het openbaar verkocht.
Uit: Oprechte Haarlemsche Courant van 5 september.
Men presenteerd by publieke Veilinge te verkoopen: Een burger WOON-HUIS, met 32 en 1 half Roeden ERF, gelegen tot Schellinkhout, zynde een Hoef-Smedery, waarin die Affaire Jaaren is gedaan en nog gecontinueerd word, kunnende dezelve na den verkoop direct aanvaard worden, iemand gading daarin hebbende, kome op Maandag, den 21 September, 1801, 's avonds de klokke 6 uuren, in de Herberg de Roode Leeuw, tot Schellinkhout voornoemd.
(Zie 20 februari 1806).

1803
Pieter Noordeloos wordt aangesteld tot watermolenaar op de kleine watermolen.

1804
Op last van het Departementaal Bestuur komt er opnieuw (zie 1795 en 1798) een bestuursverandering tot stand. De nieuwe "steden" van 1795 worden al in 1803 en 1804 op last van de overheid opgeheven. Ook de gelijkberechtiging van alle burgers is van korte duur. In 1801 wordt het kiesrecht sterk ingeperkt en krijgen de eigenaren van heerlijkheden diverse voorrechten terug. Zij mogen weer tienden heffen en krijgen weer invloed op benoemingen. Toch is van een totale terugkeer naar de oude toestand geen sprake.
Als algemeen bestuur wordt een "gemeentebestuur" ingesteld, bestaande uit 7 leden. Uit hun midden worden als dagelijks bestuur 2 burgemeesters gekozen. De schepenen komen dus buiten het algemeen bestuur te staan. Burgemeesters en schepenen blijven nog wel regelmatig samenkomen, bijvoorbeeld voor de benoeming van bepaalde functionarissen, maar ook vanwege de zittingen van het gerecht. Tot 1811 blijft het dagelijks bestuur in handen van de twee burgemeesters (zie 1795, 1798 en 1811).

Trijntje Douwes is 17 jaar oud en woont met haar moeder en enkele broers en zusters in het zuidend in een huisje vlak aan de dijk. Haar vader, een eenvoudige dagloner, is een paar jaar eerder overleden.

De chirurgijn heet Jan Bruul. Deze Bruul komt ook voor als getuige op de geboorteakte van Jan Klaazen Kruk van 2 april 1819. De "chirurghijn" is dan 70 jaar oud.

1805
25 februari: Trijntje Douwes legt op verzoek van Pieter Graaf, president-schepen en waarnemend schout van Schellinkhout, een verklaring af over een aantal gebeurtenissen die in het jaar 1804 zouden hebben plaatsgevonden. Trijntje werkt vaak als werkster bij het echtpaar Pieter Kamer en Aaf Jans, die dicht in de buurt wonen. Hun schoonzoon Willem van Gulik is een buurman van Trijntje. Zijn vrouw is jong gestorven. Hun dochtertje Aafje wordt door haar grootouders Pieter Kamer en Aaf Jans opgevoed. Trijntje Douwes verklaart nu tegen de waarnemend schout dat Pieter Kamer en Aaf Jans haar meerdere malen hebben gevraagd om tegen een beloning de kleren van hun overleden dochter uit het huis van Willem te stelen. Verder vertelt Trijntje Douwes een leugenachtig verhaal dat zich in de woning van Willem van Gulik zou hebben afgespeeld en waarbij Aaf Jans weer zwart gemaakt wordt. Ook verzint Trijntje nog een poging tot vergiftiging met rattenkruid door Aaf Jans. Voorts brandt in de nacht van 14 op 15 februari onder verdachte omstandigheden het huis van Freek Kok af, waarover Trijntje een belastende verklaring aflegt tegen Pieter Kamer en Aaf Jans. Trijntje Douwes bevestigt haar afgelegde verklaring onder ede.
Vervolgens worden Aafje Jans, Pieter Kamer en enkele dorpsbewoners gehoord. Zij verklaren ondermeer dat zij Trijntje Douwes kennen als een "babbelaarster" en zij ontkennen alle aantijgingen. Op 6 maart legt Trijntje weer een verklaring af. Ze zou de nacht ervoor door Pieter Kamer zijn aangevallen en vastgebonden en buiten kennis zijn geraakt. Ze weet niet meer wat er verder is gebeurd. Op 8 maart persisteert zij bij deze verklaring. Inmiddels is echter aan de hand van een getuigeverklaring van Jan Bierhaalder (26 jaar) duidelijk geworden dat Pieter Kamer de dader niet is. De schout verzoekt daarop om Trijntje Douwes in verzekerde bewaring te nemen en zij wordt onder het raadhuis gevangen gezet. Begin april bekent Trijntje bij het vierde verhoor door schout A.R. Blok, dat zij over de aanval en het vastbinden door Pieter Kamer een valse verklaring heeft afgelegd. Op 7 mei bekent Trijntje Douwes dat ze alle verhalen heeft verzonnen.
De conclusie van schout en schepenen is, dat Trijntje Douwes zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van meineed, valse beschuldigingen, misleiding van de rechter en bedrog met het allerkwaadaardigste oogmerk en met alles, wat in haar vermogen is en gedurende een periode van meer dan tien maanden, om een onschuldige man de doodstraf te doen ondergaan. Bovendien hebben de bewoners van het dorp in die tijd voortdurend in angst en vreze geleefd. De officier eist als straf: wurging tot de dood er op volgt met een koord aan een paal.
Op 7 mei wordt het vonnis door de schepenen (Pieter Graaf, Reijlof Rob, Jan Krimpen, Rens Hoorns, Cornelis Timmerman, Tijmon Houter en Theunis Blokdijk) in aanwezigheid van de beide burgemeesters Jacob Pietersz. Smit en Dirk Pietersz. Laan, uitgesproken. Zij veroordelen Trijntje om staande op een speciaal op de richten schavot, het voorlezen van het vonnis aan te horen met een bord op haar borst waarop staat geschreven: "Valsche en Meynéedige Beschuldigster". Daarna wordt ze tot bloedens toe gegeseld, terwijl ze verder veroordeeld wordt tot 30 jaar tuchthuisstraf. De kosten van het proces moet ze ook betalen. Op 14 mei wordt het vonnis uitgevoerd op "de plaats waar gewoonlijk de vonnissen worden uitgevoerd" (zie 1795 en 1937).
Voor het proces heeft Schellinkhout grote kosten moeten maken. De grootste posten zijn de honoraria en zegelgelden van de heren Van Broek en P.A. van Geldrop, die als advocaat en procureur de gemeente bij het proces assisteren, wat niet minder dan f 992,- kost. Dit is bijna evenveel als de gemeente Schellinkhout normaal in een heel jaar uitgeeft!
Trijntje Douwes sterft op 30 april 1809 in het tuchthuis te Alkmaar en wordt op 1 mei van dat jaar op het kerkhof van Alkmaar begraven.

1806
Het maalloon voor de molenaar bedraagt 9 stuivers voor een zak tarwe, 7 stuivers voor een zak rogge, gerst of haver en 8 stuivers voor een zak bonen of erwten.

Hoefsmederij te koop of te huur.
Uit: Oprechte Haarlemsche Courant van 20 februari.
Door verandering van Affaire uit de hand te Koop of te Huur om te aanvaarden met den eersten Mai aanstaande:
Een neringryke HOEFSMEDERY met alle de vaste en losse GEREEDSCHAPPEN, staande aan de Klyweg te Schellinkhout, tusschen Hoorn en Enkhuizen. De Koper kan de helft der Kooppenningen op Kusting houden, tegen 4½ Ct. in 't Jaar; te bevragen by Jan Boon, te Schellinkhout voornoemd.

Een kusting is te vergelijken met een hypotheek, met dit verschil dat een kustingbrief (ook wel: rentebrief) verkocht kan worden.
(Zie 21 september 1801).

1808
De "dorpsdiender" Jan Hotsz. Klaver overlijdt (zie 1789). Zijn opvolger wordt Dirk Oijevaar.
Tot zijn taken behoort vanaf nu ook het fungeren als dorpsomroeper en dorpsveilder. Voorts ziet hij toe op de nakoming van de schouwverordening en het opruimen en schrobben van de straat.

Schellinkhout telt ongeveer 30 boeren en naast die boeren zijn er ook nog circa 20 andere mensen die wat vee houden.
Klaas Reek, bakker van beroep, heeft b.v. 2 schapen. Pieter Sweed, de molenaar, heeft 2 koeien, 1 vaars en 20 schapen (er was nogal wat grond om de molen) en Henderikus Mossing, de herbergier, heeft 2 koeien, 1 vaars en 16 schapen.

Eén boer heeft tussen de 50 en 75 morgen land tot zijn beschikking, 4 boeren tussen de 30 en 50 morgen, 9 boeren tussen de 20 en 30 morgen, 9 tussen de 10 en 20 morgen en 7 tussen de 5 en 10 morgen (1 morgen = 600 roeden en 1 roede = 10 meter).

Het dorp telt 8 kleine vissers.

april: Het dorp telt 504 schapen.

1810
De ram- en bulloper Jan van Willigen stopt er mee. Het bullehuis wordt vervolgens gepromoveerd tot kazerne. Met andere woorden: er worden soldaten in gehuisvest, die tot dan toe bij burgers zijn ingekwartierd.
De nieuwe ram- en bulloper wordt Jacob Ham, die al op het dorp woont.

Thiele Riekels is de horlogemaker. Hij repareert zowel grote als kleine klokken.

14 mei: schoolmeester/koster Jan Klaver overlijdt (zie 1778).
Besloten wordt om in een advertentie een nieuwe koster en schoolmeester te vragen. Het traktement zal f 125,- per jaar zijn. Op 5 juli verschijnen er 4 kandidaten, die examen moeten doen in cijferen en schrijven. Ook worden zij ondervraagd over de inhoud van het schoolreglement. Hierna vergaderen de burgemeesters en de vroedschap samen met de kerkeraad op het raadhuis, waarbij door de burgemeesters en de vroedschap tot schoolmeester wordt benoemd Jacob van Kleef van Wieringen. Daarna benoemt de kerkeraad hem tot koster en voorzanger.

Hier volgt de volledige tekst van het schoolreglement, goedgekeurd op 15 juni 1810.
Artikel 1:
Alzoo het Ambt van Schoolonderwijzer der Jeugd, eene openbaare Beroepinge is en een voorbeeldig Gedrag vordert, zal dezelve zich op alle mogelijke Wijzen onergerlijke Gedragingen moeten vermijden en vooral onthouden van losbandig Geselschap van het Friquent, van Herbergen en Kroegen, van het Dobbelspel met de Kaart en Teerling, van Kaatsen en dergelijke Exercitiën, alsook van het misbruijken van Gods allerheiligsten Naam, en het God onteerend vloeken.

Artikel 2:
Tot het Schoolhouden zal hij op alle Werkdagen twee Maal des Daags verledigen uijtgenomen des Zaterdags Namiddags, hij zal Vacantie hebben met Schoolhouden den geheelen Week na Pinxteren.

Artikel 3:
De Uuren van Schoolhouden zullen zijn des Morgens van Agt tot Elf Uuren, des Namiddags van Twaalf tot Vier Uuren, hij zal precies op het Uur daar tegenwoordig zijn, en ten einde toe in het School blijven, zonder daar uijt te gaan dan om noodzakelijke Redenen, blijvende niet langer uijt het zelve dan een quart Uurs, dan in Cas dat deze of geene Zaken dewelke aan zijn Ambt verwant moge zijn hem Requireerde waartoe hij ten allen tijde zal gereed zijn, doch de Wintermaanden van een November tot Maij zal de Morgen School ten Negen Uuren, en des Namiddags ten Een Uur aangaan.

Artikel 4:
Den Schoolonderwijzer der Jeugd zal zich aan het School Reglement en de Ordonnantiën Jegens het Schoolwezen in de alle Artikelen en Deelen op zijnen Rang betrekking hebbende moeten onderwerpen, de Kinderen naar derzelver Vermogens en Rang leeren Spelden, Lezen, Schrijven en Rekenen, en zal ook gehouden zijn indien zulks gerequireerd word te lezen bij een Lijk in het Sterfhuijs, op den dag der Begrafenis.

Artikel 5:
Het Schoolhouden zal beginnen met Aanroepinge van Gods allerheiligsten Naam en op gelijke Wijze eijndigen, ook zal des Morgens en des Namiddags naar het eijndigen van den Schooltijd, een Vers uijt een Psalm, uijt de Evangelische Gezangen of anders tot Eere van God worden gezongen.

Artikel 6:
Hij zal de Schoolkinderen in goede Tugt houden en zooveel in hem is alle Ongeregeldheden vooral in het Schandelijk Vloeken voorkomen, en Beleefdheijdsoeffeningen haar bevelen, en uijt de School regtstreeks naar Huijs te gaan zonder zich ergens mede op te houden voordat zij hunne aan hunne Ouders of Opzienders hebben vertoond, en zal het den President van het Gemeente Bestuur zoo Dikwils als het zijn Achtbare, belieft, in de School naar de vorderinge der Kinderen mogen vernemen.

Artikel 7:
Hij zal op het Uurwerk in den Toorn passen. Behoorlijk Agt hebben en toezigt houden dat de Looden van het zelve tenminsten tweemalen des Daags worden opgewonden op dat het zelve daar door in het gaan des nagts niet gehinderd en worde, als ook dat het opwinden der Looden niet door Kinderen gedaan worde, als mede het Luijdtouw alzoo verzorge, dat de Kinderen daar door den Klok niet aan het kleppen doen geraken, als ook om Ongelukken voor dezelve daar door voor tekomen.

Artikel 8:
Hier voor zal hij Bezorgd worden van behoorlijke Woninge, en een vast Tractement zal zijn Een Hondert Gulden.

Artikel 9:
De Schoolkinderen zullen in de Maand, gerekend op vier weken, verleeren, de Spelders en Lezers Twee Stuijvers, de Schrijvers Drie Stuijvers, en de Rekenaars Zes Stuijvers, die gene dewelke in het Avondschool ter leeringe zullen komen, zullen zich zelve van het noodige ligt voorzien, en betalen volgens Schoolgebruijk, het Onderwijs der Stuurmanskonst en Wijzer of verder, zal gerekend worden op het Ordinaire Gebruijk, den Schoolonderwijzer zal ook Kostkinderen Zonder Prijuditie van de Burger kinderen Mogen houden.

Artikel 10:
Nog zal den Onderwijzer der Jeugd mogen genieten de Profijte van de Collecte bij Gunst van de Eedele Heere Land, Drost van dit Departement, of van Zoodanige Magt hebbende als het zelve zal afhangen te verleenen, als ook mede den Waag als Waagmeester, mits van dit laatste 's Jaarlijks de Voorzittende Leden van het Gemeente Bestuur alhier Continuatie verzoekende.

Artikel 11:
Ook zal den Schoolonderwijzer bij aldien op den Zondag of Feestdagen den Klok zal Worden geluijd, het Zelve Verrigten of te laten doen, zullende als dan daar voor Genieten Vijf Guldens in het Jaar.

Artikel 12:
Hij zal volkomen de genietingen van het Kerkhof voor zich hebben, onder Conditiën van het zelve zinnelijk te onderhouden, als ook op het Zelve en de omstaande Muuren daar van, met en benevens op het Kerkgebouw eene behoorlijke toezigt houden, dat de Kinderen gene Wanstaltigheden plegen, het zij met Schreeuwen, Krijten, te Gooien, te Smijten, Glazen stuk slaan, ofte hoe het ook zoude worden gepleegt, ofte gedreven. Eindelijk, indien hij zich aan deze Artikelen ofte een der zelve kwam schuldig te maken, Zoo zal hij Achtbaare Regering alhier ernstig worden Vermaand, en als dan onverhooptelijk voortgaande, zoo zal het Gemeente Bestuur hem tot zijnen Pligt brengen met een vierde deel Jaars van Zijn Tractement te verliezen, en zoo hij dan nog halstarrig is voortgaande, zoo zal den Regering Voorsz. met hem handelen als dan Verstaan zal worden. Zullende de Schoolonderwijzer der Jeugd, een kopij Origineel door het Gemeente Bestuur dezer Stede worden geëxhibeert van dit geheele Reglement, dan wanneer hij zich alhier in Locaal bevind.

In tegenwoordigheid van den Achtbaare Regering dezer Stede, hebbe ik Ondergeteekende, deze bovenstaande Artikelen ten bewijze mijner onderwerpinge aan dezelve, en onder Errenstige Belofte van dezelve na te zullen komen, eijgenhandig ondertekend op den Tweeden der Maand Julij 1810.

Jb. van Heest
Mij Prezent
H. Oijevaar
Secretaris.

1810 - 1813
juli 1810 - november 1813: Nederland ingelijfd bij het Franse rijk. Franse tijd onder Lodewijk Napoleon. In 1813 verliest keizer Napoleon de slag bij Leipzig en wordt gevangen genomen. Aanvang koning Willem I.

Invoering dienstplicht. Grote werkeloosheid.

Kort na de inlijving van ons land bij Frankrijk (juli 1810) verandert de bestuurlijke en rechterlijke indeling van ons land pas echt radicaal. In maart 1811 worden allerlei Franse wetten ingevoerd, ondermeer betreffende de oprichting van kantongerechten en arrondissementsrechtbanken, die door professionele, onafhankelijke rechters worden bemand. Tegelijkertijd worden alle bestaande plaatselijke rechtbanken de laan uitgestuurd. Daarmee worden de oude West-Friese stadsrechten tot een dode letter. Leuk als museumstuk, maar privileges kan niemand er meer aan ontlenen. Dat geldt zowel voor de plattelandssteden als voor de steden Schellinkhout, Wijdenes en Hem-Venhuizen. Dit geldt echter evenzeer voor de echte "grote" steden Hoorn, Enkhuizen en Medemblik. Keizer Napoleon besluit verder om het aantal gemeenten fors terug te brengen.

Ook ontstaat na de inlijving bij Frankrijk het toezicht op de medische beroepen. In verband daarmee moet de vroedvrouw Neeltje Abbekerk in Amsterdam voor een Commissie van Geneeskundig Onderzoek examen afleggen. Neeltje voelt zich daar te oud voor en bedankt als vroedvrouw.

1811
25 januari.
Veehouder Klaas Tensen trouwt met Trijntje Schuurman, beiden van Andijk en beiden gesproten uit een veehoudersgeslacht. In de tweede helft van de negentiende eeuw wonen er verscheidene Tensens in Schellinkhout. Echter in 1912 overlijdt de laatste Tensen, die in Schellinkhout woont. Maar gezeten boeren in een mooi, gunstig gelegen en welvarend dorp gaan er als regel niet zo gemakkelijk toe over van woonplaats te veranderen. Hoe zijn de Tensens in Schellinkhout terecht gekomen en wanneer zijn ze weer verdwenen?
Bovengenoemde Klaas Tensen en Trijntje Schuurman krijgen tussen 1813 en 1828 negen kinderen. In 1836 echter overlijdt moeder Trijntje, terwijl het jongste kind nog maar acht jaar oud is. De twee oudste zoons van Klaas en Trijntje zijn in 1835 al getrouwd en hebben zich als veehouders in Andijk gevestigd. Vader Klaas Tensen blijft dus achter met zeven kinderen. In het bedrijf krijgt vader Klaas hulp van zijn zoons Klaas en Pieter, die ongeveer twintig jaar oud zijn. In de huishouding krijgt vader Klaas bijstand van zijn dochters Trijntje en Klaasje, die omstreeks zestien jaar oud zijn. Op 3 mei 1838 hertrouwt vader Klaas Tensen met Grietje Wiers (weduwe van Jacob van der Deure, veehouder aan de Wester-Zwaagdijk, gemeente Westwoud). Grietje neemt, behalve een boerenplaats, ook negen jonge kinderen mee. Het nieuwe echtpaar Klaas Tensen en Grietje Wiers heeft dus de zorg voor achttien kinderen. Besloten wordt dat Klaas het veebedrijf aan de Wester-Zwaagdijk gaat beheren en hij wordt dus de opvoeder van de negen van der Deures. Op de boerderij in Andijk wordt het bedrijf voortgezet door (genoemde kinderen) Klaas en Pieter, Trijntje en Klaasje. Echter al snel willen Klaas en Pieter er uit en verderop. Daar is geld voor nodig en dat geld is er niet. Er worden luchtkastelen gebouwd met als fundering: "Als...!" In één van die kastelen blijkt muziek te zitten: Als we eens een lot in de staatsloterij nemen en de honderdduizend winnen, dan trekken we er uit en liefst een beetje vér weg.... Er wordt inderdaad een staatslot gekocht en de honderdduizend wordt inderdaad gewonnen! Klaas en Pieter Tensen trekken vér weg.... naar Schellinkhout, waar ze zich vestigen als veehouders. Pieter Tensen trouwt op 10 juni 1842 met Trijntje Boeder, een veemansdochter uit Bovenkarspel. Pieter en Trijntje krijgen zeven kinderen. Als het echtpaar in 1867 hun 25-jarig huwelijksfeest viert, ontvangt het een zilveren eierstelletje van de directie van de Naai- en breischool in Schellinkhout.
 Het zilveren eierstelletje.
Op 18 januari 1844 huwt Klaas Tensen, die ouder is dan Pieter, met Grietje Gorter, een veehoudersdochter van Schellinkhout. Van de Schellinkhouter Tensens zijn er verscheidene weer in Andijk terecht gekomen. De laatste in Schellinkhout wonende Tensen, een kleinzoon van Pieter, overlijdt er in 1912. Zijn weduwe, Maartje Nobel uit Berkhout, overlijdt op 31 december 1927. Hun huwelijk was kinderloos gebleven.

Pieter Wiggersz Kooij biedt zich aan als plaatsvervanger "kannonnier kustbewaarder".
Contract
tusschen de Belanghebbende Personen vallende in de Termen van de Lotinge als Kannonniers Kustbewaarders in Schellinkhout van dato den 12 de Maart 1811 en Pieter Wiggersz Kooij als volgt.
Dat hij Pieter Wiggersz Kooij zich vrijwillig heeft aangeboden om den Post als Plaatsvervanger voor den Kannonnier Kustbewaarder Pieter de Man tot Medemblik in dien Post fingeerende te willen Aannemen, zulks doende bij dezen, het welken bij de bovengenoemde Belanghebbenden hem gereedelijk is toegestaan. Belovende ook de meergenoemde Belanghebbenden bij dezen als gecontracteerd zijnde met den Regering van Schellinkhout voor dit zijn Edelmoedig Aanbod te Beloonen met eene Weekelijksche gifte van Dertig Stuivers.
Ter Getuigenisse van Waarheid der Wederzijdsche Belanghebbende,
uijt den Naam der Regering voorsz.
Geteekend
H. Oijevaar
Secretaris

In de kantlijn van dit contract staat vervolgens:
12 weken Tractement betaalt.
en
Deze belofte ofte dit contract ingetrokken Den 9 Juny 1811
Jacob Pietersz Smit
Maire
Op de achterzijde van het contract staat onderstaande tekst.

De laatste schout-crimineel A.R. Blok funktioneert nog. Hij wordt als hoofdofficier aangeduid.

In maart wordt het gerecht opgeheven op last van "den Weledelgestrenge Heer & Meester Merens, Advocaat en Gevolmagtigde van den Edele Heer Prefect van het Arrondissement Hoorn", waarna deze de boeken en papieren, alsmede het "casjet" verzegelt.

Het gemeentebestuur bestaat met ingang van dit jaar niet uit 7, maar uit 10 leden. Als dagelijks bestuur worden een maire en een adjunct-maire benoemd. Maire wordt Jacob Pietersz. Smit. Hij is al sedert 1795 vrijwel onafgebroken burgemeester, evenals gaarder, schout-civiel en president-schepen. Het wordt dan ook met enig recht "president" genoemd. Bij deze man blijkt hoezeer de belangrijkste funkties in handen komen van steeds minder personen.

De horlogemaker Thiele Riekels repareert de klok van de toren voor 40.3.-.

De "Klink" of de "Klinkeweid" is in bezit van Barend Laan (zie 1410, 1707).
Ook de "Middelweid" behoort toe aan deze Barend Laan (zie 1759).

Het dorp telt vier botvissers en twee botventers.

1812
Aantal inwoners Schellinkhout: 394.

Het aantal koeien boven de twee jaar bedraagt 322.
Het aantal koeien beneden de twee jaar bedraagt 162.
Er moet belasting voor worden betaald: 2 stuivers voor een hoornbeest boven de 2 jaar en 1 stuiver voor een hoornbeest beneden de 2 jaar.
Jan Krimpen is de boer met de grootste veestapel: 28 koeien.

19 maart: Het aantal wintervarkens bedraagt 205 en het aantal biggen 58. Als gevolg van de zuivelbereiding (met name kaas) komen als afvalprodukten karnemelk en wei vrij. Deze produkten worden aan de varkens gevoerd. Verder krijgen de varkens: gerst, pelmeel, bonen en slechte erwten.
Het Noordhollandse varken is kort van stuk, gedrongen en dik met korte poten.
Het gewicht per varken wordt op 250 pond schoon spek en per big op 150 pond schoon spek geschat.

Het aantal paarden is 74. De gemiddelde grootte van de paarden is 1.70 meter en de gemiddelde prijs is f 150,-. Een paard wordt in die tijd gemiddeld 16 jaar.
Onderverdeling van de paarden:
merriepaarden boven de 12 jaar: 41
ruinen boven de 12 jaar: 19
merriepaarden van 9-12 jaar: 3
ruinen van 9-12 jaar: 1
merriepaarden van 5-8 jaar: 2
ruinen van 5-8 jaar: 2
ruinen van 3-4 jaar: 1
merriepaarden van 1-2 jaar: 2
veulens van 0-6 maanden: 3
De meeste boeren hebben 1 of 2 paarden, alleen Jacob Paap in het noordend heeft er 3.

maart: het dorp telt 491 schapen. De grootste schapenhouder is Jacob Pietersz. Smit met 49 schapen.

De totale onkosten voor de beide watermolens bedragen f 1675.11.- Een klein deel hiervan is bestemd voor de molenaars Pieter Sweed en Pieter Noordeloos. Zij ontvangen per jaar respectievelijk f 81.10.- en f 65.9.- als traktement. Daarin is inbegrepen "loon voor enig sjouwwerk".
De grondbezitters moeten aan molenkosten f 2.8.- per morgen betalen (1 morgen is 600 roeden en 1 roede is 10 m.).

Opnieuw wordt geprobeerd om Wijdenes en Oosterleek met Schellinkhout samen te voegen, ingevolge het Keizerlijk Decreet van 21 oktober 1811.
Burgemeester wordt Jacob Pietersz. Smit van Schellinkhout. Een en ander houdt stand tot 1 mei 1817 (zie 1414 en 1430).

18 september: Rens Hoorns, de commissaris van politie, laat de horlogemaker Thiele Rikes (ook: Thiele Riekels) dagvaarden door waarnemend-deurwaarder Tjeert Bakker, nadat Thiele ernstige ruzie heeft gehad met zijn vrouw Aafje Elberts Laan. Thiele heeft haar van het bed gerukt en haar bloedkoralen ketting stuk getrapt. Aafje heeft toen haar man verlaten met medeneming van de kinderen, waarvan de jongste nog maar een paar maanden oud is.
Hieronder de tekst van de dagvaarding:
16 september 1812
Departement Zuiderzee
Gemeente Schellinkhout
Arrondissement Hoorn

Politie Geregt
De fungerend Deurwaarder van de maire der gemeente Schellinkhout, en als zodanig de functie waarnemende bij het Politie Geregt aldaar, zal in naam en van wegens ons Rens Hoorns, Commissaris van Politie van de gemeente Schellinkhout en als zodanig waarnemend het openbaar ministerie bij gem. politie geregt in zaken van Simple Politie Dagvaarden
om te compareeren op vrijdag die zijn zal den 18e dezer maand September des voor demiddags ten half tien uren op het Huis der Gemeente te Schellinkhout, en wel voor zijn Heer de Maire in Qualiteit als regter van Politie, de persoon van Thiele Rikes, Horologiemaker, wonende in de Gemeente alhier in het huis getekend no. 80.
En zulks wegens verregaande brutaliteiten insolentien door hem gepleegd aan zijne Huisvrouw Aafje Elberts Laan in den avond van den derden September 1812 en nog terzake van leesive
(kwetsende) en injurieuse (beledigende, smadelijke) uitdrukkingen en verregaande beledigingen, door hem gebezigd tegen de Regering en Vrederegter tot laat in den avond van 4e September het welk alles gepaard ging met een allezints rustverstorend geschreeuw.
Schellinkhout 16 September 1812
De Commissaris van Politie
Rens Hoorns

De dagvaarding wordt voor alle zekerheid door waarnemend deurwaarder Tjeert Bakker in persoon aan de verdachte betekend om te voorkomen dat de verdachte zich kan beroepen op onwetendheid.
En heb ik, de functie van Deurwaarder voornoemd waarnemende, aldus afschrift van dit Exploit gelaten aan de woonplaats van Thiele Rikes ten einde voor hem geene ignorantie of onwetendheid zoude kunnen worden gepreetendeerd, alwaar ik sprak die mij tot antwoord gaf:
"Ik heb het hoort en sal kome moete".

Op 4 september, om acht uur 's morgens, worden de buren van Thiele als getuigen gehoord. Het zijn de arbeiders Klaas Laan wonende in de Gemeente voornoemd Huis no. 77 en Cornelis de Vries wonende mede aldaar in het Huis getekend no. 78. In het terzake opgemaakte proces-verbaal staat ondermeer:
.... de welke ons verklaarden dat in den avond van den 3e september door hunnen Buurman met name Thiele Rikes, zulk een hoog gaande dispuut had plaats gehad, dat hij Thiele Rikes, zich niet heeft ontzien om zijn vrouwe met name Aafje Elberts Laan, in den volgende Nagt van haar Bed te rukken en te mishandelen, hare halscoralen door hem van de hals gerukt en de Boot met zijn voeten stuk getrapt en meerdere onbetaamlijke behandelingen aan haar toegebragt waarvan het gevolg was dat zijn vrouw in den volgende nagt haar Huis heeft verlaten het harer kinderen waar van het jongste nog maar weinige maanden oud is, uit vrees van nog slegter gevolgen in den toekoomenden nagt.
Hiermede had zijne woede nog geen einde, alzoo dezelfde door hem werd voortgezet tot laat in den volgende Avond met schelden en razen op den gemeenen Weg, niet alleen tegen zijne Buuren, maar ook met sterke beledingen tegen de alhier gevestigde Regering.

Zelfs de maire (burgemeester) en de vredesrechter worden door Thiele beledigd, hetwelk alles gepaard ging met een allezints rust verstoorend geschreeuw. Onder dit proces-verbaal staan de handtekeningen van:
Klaas Laan
Cornelis de Vries
Jacob Pietersz Smit, maire
Rens Hoorns, Commissaris Der Polisij

Of Thiele Rikes is veroordeeld vertelt het verhaal (archief) niet.

De horlogemaker Thiele Rikes (ook: Thiele Riekels) is ook betrokken bij een geval van heling. Hij zou een zilveren horloge met zilveren ketting hebben geheeld. Er wordt niets meer over vermeld.

1813
januari: Het dorp telt 307 schapen.

De schoolmeester Jabob van Kleef wordt bijgestaan door de ondermeester Isac Albertus Moojen, die daarvóór onderwijzer der jeugd in Haringhuizen is geweest (zie 1810).
Later (het jaar in niet bekend) wordt Isac Albertus Moojen de hoofdonderwijzer. Hij is de jongste van 12 kinderen van ds. Henricus Moojen en Anna van der Ster uit Kwadijk. Hij is op 20 november 1785 in Kwadijk gedoopt en vraagt attestatie aan om te verhuizen naar Haringhuizen op 27 november 1805 (zie ook 1831).

November: einde van de Franse overheersing. Nederland wordt een onafhankelijk koninkrijk onder koning Willem I.
Er komt een "Reglement voor het bestuur ten plattelande" met een schout, een raad van tussen de 3 tot 7 leden en een secretaris. Soms wordt de schout bijgestaan door twee leden van de raad (assessoren).
De funktie van de schepenen verdwijnt.
Vanaf nu heeft Schellinkhout geen 2 burgemeesters meer, maar slechts 1. Hij is genaamd: Jacob Pietersz. Smit.

Het aantal koeien boven de twee jaar bedraagt 347.
Het aantal koeien beneden de twee jaar bedraagt 74.

Het dorp kent behalve agrariërs en vissers, 1 schilder, 1 veldwachter, 1 chirurgijn, 2 bakkers, 1 kastelein, 1 scharenslijper, 1 wever, 1 vrachtrijder, 2 metselaars, 1 schoenmaker, 1 slager, 1 winkelier, 1 klokkenstelder, 2 timmerlieden en 1 schoolmeester.

1814
De "maire" wordt burgemeester, in 1817 "schout" en tenslotte in 1825 weer "burgemeester". De adjunct-maire/adjunct-burgemeester wordt opgevolgd door twee assessoren, sedert 1851 wethouders geheten.

Schellinkhout moet twee paarden en een wagen aan de Provincie leveren ten behoeve van de Russische en Pruisische troepen.

De secretaris Herke Maartensz. Ooijevaar wordt opgevolgd door Isac Albertus Moojen.

1815
Uit: Opregte Haarlemsche Courant van 15 augustus.
Uit de hand te Koop: Een wel ter Nering staande WIND-KOORN MOLEN, met deszelfs HUIZING en 150 Roeden WERF, staande en gelegen te Schellinkhout, of deszelve Koorn-Molen om gewigtige reden tot Afbraak, als zijnde dezelve zeer goed om op een andere stand geplaatst te kunnen worden; alles te bevragen bij den Eigenaar Pieter Zweet.
(Sweet moet zijn Sweed; zie m.b.t. de sloop van deze molen het jaar 1820).

Schellinkhout is vrijwel geheel agrarisch. Het graanareaal bedraagt 11,5 bunder. Er is 300 bunder grasland en 250 bunder hooiland.
Er zijn nog een paar vissers en het vissershaventje bestaat nog.

Burgemeester Jacob Pietersz. Smit overlijdt. Hij wordt tijdelijk (tot 1816) opgevolgd door Rens Hoorns.

1816
De predikant heeft een jaarlijks traktement van   ƒ 300
De voorlezer in de kerk ontvangt een jaarlijks traktement van   ƒ 30
Aan benoodigdheden van vuur en licht in de kerk wordt per jaar ƒ 50 uitgegeven.
Aan onderhoud van het kerkgebouw betaalt men jaarlijks ƒ 150.

Hoe zijn onze gemeenten aan hun wapen gekomen? Antwoord: óf door verlening óf door bevestiging, beide door de Kroon, die in 1816, na de instelling van het Koninkrijk der Nederlanden, de Hoge Raad van Adel daartoe machtigt. Deze laatste houdt sindsdien een wapenregister bij, waarin, behalve de wapens van adellijke families, ook die van publiekrechtelijke lichamen staan ingeschreven. "Bevestiging" houdt in dat veel gemeenten voor 1816 al een wapen hebben, dat door bevestiging zijn officiële status krijgt (zie 1406).
Schellinkhout krijgt op 26 juni 1816 het volgende wapen door bevestiging:
   Het gemeentewapen van Schellinkhout.
"Op 'n veld van lazuur, beladen met een dorre boom, waarop 5 vogelen (eksters), alles van goud.
Het schild ter weerszijden gedragen door een klimmende leeuw."

De boom is geplant, de rechtse vogels omgewend en de leeuwen zijn van natuurlijke kleur.
De boom is in de heraldiek meestal het symbool van de rechtspraak (de Friese Upstalboom). Ten tweede kan het duiden op een bosrijke omgeving. En ten derde duidt het een stroomgebied aan; de kleine zijrivieren zijn de dunne takken, die breder wordend zich in de hoofdrivier storten. De hoofdrivier is dan de stam en zoals de boom in de grond verdwijnt, zo stort de rivier zich in zee, vaak als zeearm.
De betekenis van de "boom" in de symboliek is ook wel die van van rechtplaats. "Dor" roept herinnering op aan verloren gegaan leven of groei, maar ook het daarmee verbonden nieuwe leven.
Het originele manuscript in kleur, van ca. 29 x 37 centimeter, is in slechte staat door de invloed van vocht en zonlicht. Dit gemeentewapen, dat behoort tot het archief van de voormalige gemeente Schellinkhout (Westfries Archief te Hoorn), wordt vastgesteld door de Hooge Raad van Adel te 's-Gravenhage op 26 juni 1816. Op het manuscript prijkt ondermeer de naam van Rens Hoorns, de toenmalige burgemeester van Schellinkhout.
 Het manuscript.

1817
De combinatie Wijdenes/Oosterleek met Schellinkhout valt weer uiteen (zie 1812). Wijdenes en Oosterleek gaan samen verder als zelfstandige gemeente. Rens Hoorns treedt af als burgemeester. Hermanus de Hart wordt benoemd tot schout.

De secretaris Isac Albertus Moojen wordt opgevolgd door W. du Pré.

1818
Het dorp telt in totaal 393 inwoners en wel:
194 van het mannelijk geslacht (gehuwd: 60; weduwnaars 16; ongehuwd 118);
199 van het vrouwelijk geslacht (gehuwd 62; weduwen 16; ongehuwd 121).

1819
Hermanus de Hart wordt op eigen verzoek ontslag als schout verleend. De secretaris W. de Pré vertrekt naar elders.
Rens Hoorns wordt burgemeester en secretaris.

1820
Op verzoek van de molenaresse Aafje Vel wordt de dorpsmeelmolen aan de Meeweg afgebroken (zie 1609). Wel moet Aafje de voor 1820 verschuldigde landelijke en plaatselijke belasting voor de molen nog betalen.

Naamlijst van alle Ambtenaren en Bedienden in de gemeente van Schellinkhout, Provincie Noord-Holland.
Het zijn:
Izaak Albertus Moojen, onderwijzer der jeugd, geboren te Kwadijk;
Jan Schuitemaker, gemeenteontvanger, geboren te Venhuizen;
Cornelis de Vries, veldwachter, geboren te Hoogkarspel;
Rens Hoorns, schout en secretaris, geboren te Hoogkarspel.

1821
Uit:
Staat van Begrooting in Ontvangst en Uitgaaf van het Bestuur der Kerkelijke Administratie der Gemeente Schellinkhout voor den Dienst van 1821.
Inkomsten:
De Huur der Zitplaatsen in de Kerk   ƒ 60
De inkomsten van begrafenissen   ƒ 7
De Kollekten in de Kerk   ƒ 65
Giften   ƒ 208

Uitgaven:
Het onderhoud der Kerkgebouw en Kerktoren   ƒ 90
De behoefte tot uitoefening van den Eeredienst   ƒ 30
Het traktement en verhooging van het traktement of toelage voor de Predikant   ƒ 650

1823
Men koopt 200 haringen voor 1 cent. De Zuiderzee zit er vol mee.

1824
De predikant krijgt jaarlijks een traktement van ƒ 650
Het onderhoud van de Pastorij of de huishuur van de predikant bedraagt per jaar ƒ 40

Door de gemeenteraad wordt een reglement in geval van brand opgesteld. Twintig mannen uit het dorp worden aangewezen om onder leiding van de beide wethouders Klaas Houter en Pieter Koster met zeilen te werken. Veertien mannen worden aangesteld als pompers bij de spuit. Daarnaast zijn nog 6 mannen belast met het besturen van de slang en de pijp en met het onder water houden van de spuit. Alle overige mannen onder de 60 jaar zijn voorts verplicht om water te dragen, waartoe zij zelf een emmer mee moeten nemen. Degene die na het luiden van de klok niet binnen 15 minuten bij de brand is, moet een gulden boete betalen. Zonder geldige reden wegblijven kost 3 gulden boete.

Op een kadastrale kaart van de gemeente Schellinkhout, sectie C, staat vermeld "V.M. VOORBOEZEM" (1.), hetgeen duidt op de vroegere aanwezigheid van een molen aldaar. De bedoelde molen wordt met een rondje (boven 2.) aangegeven. Op de kaart zijn verder (met rode stip) de andere twee watermolens ingetekend (zie ook 1575, 1604 en 1651-1654).

 Detail kadastrale kaart sectie C uit het jaar 1824.

Nog een paar details van kadastrale kaarten (omgeving van de kerk, het noordeind en het zuideind met middenonder het haventje):
 



1825
4 februari: Er dreigt een dijkdoorbraak als gevolg van een noordwester storm. De beide wachthoudende waarschappen, de burgemeesters Van Akerlaken van Hoorn en Koster van Blokker, zien bij de Nek op enkele plaatsen waar slechts een zeer geringe laag stenen de wierriem van de dijk bedekt, deze is weggeslagen. De kolkende golven hebben vrij spel op de wierriem, die het dan ook begeeft. De waardmannen zijn de officiële vertegenwoordigers van het polderbestuur. Ze laten om acht uur 's morgens de torenklok luiden om de weerbare burgers op te roepen voor dijkbewaking en dijkverbetering. Onder leiding van dijkgraaf Pieter van Akerlaken wordt het gebied uiteindelijk voor overstroming behoed. Het gevolg is dat overal de naar buiten tredende wierlagen worden verwijderd en vervangen door stenen.
 Jhr. mr. Pieter van Akerlaken (schilderij door H. Vorderman, in Westfries Museum).

Naar aanleiding van deze hevige storm, die ernstige schade heeft veroorzaakt, maakt de schout een rapport op.
Opgave der geledene Schaden door de Jongste Watervloeden van den 3, 4 en 5 den Februarij 1825, zoo aan Zee of Waterkeerende Werken, Sluizen, Molens enz. opgemaakt ingevolge Provinciaal blad Nomro 40 dezes Jaars 1825.
Het huis van visser/dijkwerker Heertje de Boer is vernield door de golven.
aan het inslaan van des zelfs huis door de Golven f 170:70
aan weggespoeld huisraad f 30:--
aan weggespoeld nieuw viswand f 40:--
tezamen f 240:70

De vischschuiten van de vissers Sijvert Smit, Jan Berk en Jacob Ham zijn verloren en stuk geslagen. De schade bedraagt voor elk f 25,-.
Deze menschen hebben dien Schaden geleden, terwijl zij aan den dijk arbeiden om dezelve tegen den vloed te bewaren. Andere Schaden zoo aan Sluizen, Molens en waterkeerende werken onder mijne administratie bestaan hier niet.
Aldus opgemaakt te Schellinkhout den 26 Februarij 1825
De Schout dezer gemeente.

Uit: Opregte Haarlemsche Courant van 26 februari.
Uit de Hand te Koop, om met den eersten Mei aanstaande te aanvaarden: Een HUISMANS-WONING, met 12 Bunders en ongeveer 37 Roeden BOOMGAARD, GRAS- en ZAAD-LAND, staande en gelegen in de Gemeente Schellinkhout, Provincie Noord-Holland. Te bevragen bij Ph. HOUTKOOP, Makelaar te Hoorn. Brieven franco.

23 juli: bij Koninklijk Besluit wordt besloten dat er 7 raadsleden moeten zijn (inclusief de burgemeester). Rens Hoorns (zie 1819) wordt opnieuw beëdigd (als burgemeester) door de Staatsraad-Gouverneur (nu Commissaris der Koningin). Rens Hoorns moet de raadsleden beëdigen.

Uit: Opregte Haarlemsche Courant van 24 november.
Men zal op Donderdag den 1 December 1825, des avonds ten 6 uren, ten Huize van Aris Bakker, Kastelein in de Herberg de Hoop, te Hem, overgaan, om ten overstaan van den openbaren Notaris KLAAS HOEK, residerende te Hoogkarspel, publiek te verkoopen:
1e. Eene HUISMANS-WONING, met vier Stukken GRAS- en een Stuk BOUWLAND, te zamen groot 11 Bunders, 37 Roeden, staande en gelegen aan de Stofmolen, onder de Bannen van Hem en Wijdenes.
2e. Eene HUISMANS-WONING, met acht Stukken GRAS- en een stuk BOUWLAND, te zamen groot 21 Bunders, 32 Roeden, staande en gelegen als voren, mitsgaders een derzelve Buitendijks onder Schellinkhout, en ten:
3e. Een HUIS en ERVE, staande en gelegen in het Noord-einde van Wijdenes.
Breeder bij Biljetten omschreven. Kunnen de helft der Kooppenningen tegen den Intrest van 5 perCt. op de bovengemelde Percelen gevestigd geven; terwijl 8 dagen voor en op den Verkoopdag ten Kantore van bovengen. Notaris, nader informatie te bekomen.

___________________

naar begin van deze pagina
naar de eerstvolgende periode
terug naar de basispagina (home)

 G. Kazimier.

Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op (maand / dag / jaar / tijdstip) :